Blijf jezelf!

Bovenschools wordt vaak van alles besloten: dat het nieuwe schooljaar begint met een verplichte studiedag of dat ‘we’ dit jaar niet meedoen aan de avondvierdaagse. Moet je daar blij mee zijn? De mr moet vooral het belang van de éigen school in de gaten houden.

De schaalvergroting in het onderwijs is al jaren gaande. Er zijn niet zoveel een-pitters meer, de grote scholenbesturen rukken op. De gedachte achter samenwerken onder een overkoepelend bestuur is vaak dat het efficiency en synergie bevordert. Maar een neveneffect is uniformiteit, constateert Willibrord van den Besselaar van de Algemene Onderwijsbond. “De school als pedagogische gemeenschap moet ook een eigen koers kunnen varen. Op basis van de eigen populatie en ervaringen. Elke school is anders, heeft een eigen dynamiek. Elke buurt is anders. Daar moet je met je school op aan willen sluiten.” Dus kan een overkoepelende stichting wel besluiten dat meedoen aan de avondvierdaagse te veel vraagt van de leerkrachten, als school moet je toch je eigen keuzes maken, adviseert hij. Want misschien willen in jouw buurt de ouders alle taken wel op zich nemen. Misschien is vier avonden samen wandelen en liedjes zingen voor jullie kinderen een uitje waar ze al maanden naar hebben uitgekeken. “De basis van het onderwijs is de school. Daar moet je niet aan rammelen. Je moet je eigen school willen zijn.”

Afkaarten

Probleem is vaak dat zaken al ‘op gmr-niveau’ zijn afgekaart, zoals het dan heet. Van den Besselaar: “Onder het motto dat het bijvoorbeeld ‘stichtingsbeleid’ is. Maar een gmr moet natuurlijk zaken afkaarten die je niet per school kunt regelen en die toch voor iedereen van belang zijn.” Het ontbreekt vaak aan goed contact en regelmatig overleg tussen gmr en mr’s, hoort hij op scholen. “Zorg als mr dat je zaken in je eigen team bespreekt: speelt dit bij ons ook? Hoe staan wij daarin?” Hij hamert erop te blijven nadenken. “Een bestuur kan wel zeggen dat alle vijf scholen van de stichting dezelfde schooltijden moeten hebben, maar waarom willen ze dat? In wiens belang is dat?” Soms viel centraal het besluit dat ‘we’ bij de cao po voor het overlegmodel kozen. Hoezo? De cao legt de keuze voor de invoering van het overlegmodel nadrukkelijk bij de school, de pmr en het team.

Identiteit

Bestuurders van scholenkoepels spreken graag over ‘de identiteit’ van alle aangesloten scholen. Van den Besselaar: “Je moet als school je eigen prioriteiten stellen. De ruimte pakken die je hebt, om ook eigen beleid te maken. Vanuit een scholenkoepel is vaak de neiging om alles en iedereen in hetzelfde keurslijf te willen persen, terwijl daar voor het team en de school vaak helemaal geen reden voor is. Je moet de ruimte nemen om je eigen keuzes te maken, anders leidt dat tot verschraling van je onderwijs en tot verschaling van het werk van je eigen docenten.” Ken en erken je eigen kracht, adviseert Van den Besselaar alle mr’s: “Bovenschools staan de mensen veel verder van de praktijk af. In de mr zitten de mensen die elke dag met hun voeten in de klei staan.” Natuurlijk heeft hij op zich helemaal niks tegen samenwerking. “Het is hartstikke goed om eens ergens anders te gaan praten, horen hoe zij dingen aanpakken. Natuurlijk is het goed om soms samen een geldpotje te vullen, dan kun je af en toe wat groters doen of aanschaffen. In gesprek zijn is prima. Maar het is nu vaak eenrichtingsverkeer vanuit het bestuur.” Hij snapt het wel, zegt hij: “Op managementniveau zijn allerlei congressen, bestuurders gaan daarnaartoe. Die horen allemaal leuke dingen en die willen ze toepassen op ‘hun’ scholen. Maar wat goed onderwijs is en wat goed is voor jouw kinderen op jouw school, dat kun je vaak niet in het algemeen beantwoorden. Dat is maatwerk.”

Bovenschoolse dwang

Drie voorbeelden uit de praktijk waarbij scholen in de knel komen door al te doortastend optreden van bovenaf.

1. Een grote scholengroep met po en vo-scholen heeft een eigen scholingsacademie. Mooi, maar helaas staat voor alle docenten al vast wanneer ze hun scholing hebben en met wie ze in een groep zitten. “Erg directief”, moppert een lid van één van de mr’s. Van den Besselaar: “Je moet als persoon en team kunnen kijken wat je nodig hebt. Onzin om dat centraal al vast te stellen.”

2. Centraal wordt besloten dat alle scholen voor het overlegmodel ‘kiezen’. De 930 uur uit het basismodel is collectief 960 uur geworden. Van den Besselaar: “De mr’s worden gepasseerd en het overleg tussen schoolleiding en medewerkers waarin individuele afspraken worden gemaakt, wordt ook gedeeltelijk uitgehold.”

3. Het reglement voor de medezeggenschapsraden bij een grote onderwijsstichting wordt vastgesteld door de gmr. “Zodat we een uniform mr-reglement hebben voor alle scholen.” Dat kan, dat mag, maar stel dat één van de aangesloten mr’s van het voorgestelde reglement af wil wijken, tegen de zin van het bevoegd gezag in. Het bevoegd gezag vindt dat uniformiteit belangrijk is: elke mr gelijk behandelen, gelijke rechten en plichten etc. en weigert het eigen reglement van de mr. In het uiterste geval kan dat tot een reglementsgeschil leiden, waarbij de geschillencommissie zich over de zaak gaat buigen. Die zal dan hoogstwaarschijnlijk de mr die een eigen reglement wil, in het gelijk stellen. Artikel 23 van de Wms stelt dat voor iedere school afzonderlijk een reglement wordt vastgesteld en dat iedere mr van een school over zijn eigen medezeggenschapsreglement moet kunnen oordelen. Natuurlijk heeft het bevoegd gezag de vrijheid om naar uniformiteit te streven, maar dat betekent niet dat die er op elk gebied dan ook komt.”