‘De ondersteuningsroute moet goed geplaveid zijn’

Passend onderwijs een flop? Niet bij voorloper Utrecht, zegt Ank Jeurissen, directeur van het samenwerkingsverband SterkVO. Zorgleerlingen blijven vaker op school, het aantal thuiszitters is meer dan gehalveerd. De crux: “Onze netwerkcultuur. We zoeken elkaar op en we geven niet op.”

De cijfers wijzen erop dat het goed gaat met passend onderwijs in de regio Utrecht. Vijf jaar geleden waren er hier ruim 80 thuiszitters, nu nog 30. Het aantal doorverwijzingen naar het speciaal onderwijs bleef gelijk, terwijl het aantal leerlingen groeide.Secretaris Ruben Bloemen van de ondersteuningsplanraad (opr), deelt de mening van directeur Jeurissen dat Utrecht op de goede weg is. Hij zit in de opr namens De Kleine Prins, stichting voor speciaal onderwijs. Bloemen: “Als je vroeger als leerling op het speciaal onderwijs zat, dan bleef je daar. Ik zie dat er nu veel meer beweging is. Als het nodig is kan een kind natuurlijk blijven, maar leerlingen gaan nu soms terug of door naar het reguliere onderwijs.”

Alle docenten horen wat een leerling heeft, en nodig heeft. En krijgen tools om daarmee om te gaan

Bertine Mink van der Molen, lid van de oudergeleding van de opr en tevens voorzitter, ervaart als ouder ook vooruitgang. “Voor ouders is het transparanter. Natuurlijk heeft niet iedere docent op school er affiniteit mee. Maar het wordt wel breder gedragen: alle docenten horen wat een leerling heeft, en nodig heeft. En krijgen tools om daarmee om te gaan.” Bloemen werkte vroeger als ambulant begeleider: “Ik begeleidde een leerling en als dat traject afgelopen was, kon die school dat nog steeds niet zelf. De leerkrachten hadden daar niks van geleerd. Dat is nu anders.”

Sterkere scholen

Daar gaat het om, benadrukt Jeurissen: de scholen moeten sterker worden, beter in de ondersteuning van alle leerlingen. “We verwachten best veel van reguliere scholen.” Dat begint bij de pedagogische kwaliteiten van elke leerkracht: “Zij moeten er allemaal oog voor hebben, kunnen signaleren dat een kind extra aandacht nodig heeft.” De volgende stap: “Ken je de ondersteuningsroute binnen jouw school, en is die weg goed geplaveid? Ik zou willen dat elke leerkracht weet hoe hij of zij binnen de eigen school vragen neer kan leggen en dat daar een adequate reactie op komt. Dat een kind de hulp krijgt die het nodig heeft.”

De crux zit in een goede organisatie, een open cultuur en vooral de wil om samen te werken

Andere samenwerkingsverbanden komen nogal eens langs om naar het geheim van het Utrechtse succes te vragen. De crux zit in een goede organisatie, een open cultuur en vooral de wil om samen te werken, antwoorden Jeurissen, Bloemen en Mink van der Molen dan. “We delen veel informatie en leren met elkaar. Dit is echt een netwerkorganisatie. Op alle niveaus overlegt iedereen hier met elkaar. Er zijn netwerken van zorgcoördinatoren, van schoolleiders, van (v)so-scholen onderling, het gaat over de denominaties heen.”

In de lerarenkamer

Jeurissen: “Als samenwerkingsverband krijgen we van alle kanten informatie: van docenten, zorgcoördinatoren, schoolleiders, besturen. Elke school heeft een begeleider passend onderwijs. Die zit in de lerarenkamer, die hoort wat er speelt bij docenten. Die praat met ouders. Wij krijgen aan de voorkant erg veel informatie binnen.” Voor alle betrokkenen is beter dan vroeger inzichtelijk wat er allemaal mogelijk is, zegt Bloemen. “Je kent elkaar nu. Wij waren als speciaal onderwijs vroeger een eiland. De vso-scholen waren elkaars concurrenten, nu is er onderling overleg. Het reguliere onderwijs weet ons te vinden. De categorale gymnasia waren óók eilanden. Nu zitten we allemaal om de tafel.” Standaardoplossingen bestaan niet, zegt Jeurissen. “Wij willen scholen de ruimte geven. We werken met het expertisemodel, maar niet voor 100 procent. Elke school is anders. Wat past bij jóuw school om kinderen binnen boord te houden? We verhogen het komend schooljaar het eigen budget per school.” Bloemen: “Zo stimuleer je het ondernemerschap bij scholen.”
Het samenwerkingsverband is geen geldmachine, zegt de directeur, het swv luistert naar wat er nodig is en faciliteert waar het kan, soms na een pilot. Zo heeft dit samenwerkingsverband een opdc, een Orthopedagogisch en Didactisch Centrum met een eigen schoolgebouw. Leerlingen die vastlopen op school krijgen hier tijdelijk meer en persoonlijker begeleiding.

Scholing en advies

Jeurissen: “De havo en vwo-scholen bleken niet voor een havo-traject via het opdc. Zij wilden die opdc-experts naar de eigen school halen. Dat doen we dus nu.” De pedagogen kunnen een observatie doen in de klas, of een docententeam scholing en advies geven, hoe zij bijvoorbeeld om kunnen gaan met externaliserend gedrag: ‘als de stoelen door het lokaal vliegen, zeg maar’. De opdc-expert heeft regelmatig overleg met de leerling waar het om gaat, met de ouders en met de school. “Het werkt: vijf jaar geleden vielen deze kinderen nog uit, nu blijven ze.”

Het gaat uiteindelijk ook om de kwaliteit van de uitvoering op scholen en daarmee ben je nooit klaar, dat kan altijd beter

Wat is er nodig om kinderen op hun school op te vangen, dat wil het swv weten, zegt Jeurissen. Belangrijk blijven scholing en training om expertise en vaardigheden uit te breiden van teams en individuele leerkrachten. “Onlangs vroeg een schoolleider hoe leerkrachten beter om kunnen gaan met depressieve meisjes, hoe zij die kunnen ondersteunen. We kijken of er breder belangstelling voor is en nu bieden we daar scholing voor aan waar veel meer scholen aan mee doen. Het is belangrijk dat docenten hulp krijgen, praktische handvatten om gedrag te herkennen en goed te kunnen reageren op agressief gedrag van leerlingen of andere problemen. Het gaat uiteindelijk ook om de kwaliteit van de uitvoering op scholen en daarmee ben je nooit klaar, dat kan altijd beter.”

Samen optrekken

Jeurissen: “We zijn hier heel praktisch. Ons oplossend vermogen is groot, zo willen we zijn als organisatie. We zoeken elkaar op, weten elkaar te vinden, we trekken samen op. En we leren met elkaar en van elkaar.” Bloemen: “En we geven niet op, dat is de kracht van dit swv. Als er geen reactie komt op een mail, gaan we door. We zijn een soort pitbulls. We willen antwoorden en oplossingen als er problemen zijn met een kind.” Jeurissen: “Het gaat er steeds om: hebben we het goed geregeld? Heeft het kind er iets aan, heeft de school er iets aan, hebben de ouders hier iets aan? Het gaat er niet om wie er gelijk heeft als er problemen zijn, maar hoe we verder komen met een kind, als het niet loopt. We denken steeds na: wat heeft deze leerling nodig om die schoolloopbaan te doorlopen? We hebben hier samen écht dezelfde stip op de horizon.”

Utrecht en Stichtse Vecht in cijfers

  • 19.000 vo-leerlingen
  • 24 vo-scholen
  • 4 scholen speciaal onderwijs
  • 1 orthopedagogisch didactisch centrum (opdc), tussenvoorziening voor 160 leerlingen. Zij stromen door of terug naar
  • het regulier onderwijs en het speciaal onderwijs, of door naar werk.
  • 600 doorverwijzingen naar het speciaal onderwijs (3,2%, landelijk gemiddelde 3,5%)
  • 20 miljoen euro budget voor passend onderwijs inclusief OPDC
  • ‘Geef passend onderwijs niet van alles de schuld’

‘Geef passend onderwijs niet van alles de schuld’

‘Vier van de vijf leerkrachten ontevreden over passend onderwijs’. Begin november presenteerde DUO Onderwijsonderzoek (niet te verwarren met de OCW-uitvoeringsorganisatie) verontrustende cijfers over passend onderwijs, gebaseerd op onderzoek onder leerkrachten in het primair onderwijs. Belangrijkste klacht: toegenomen werkdruk. Slechts één op de tien leraren zou positief zijn. Er werden 6400 leerkrachten benaderd, duizend deden mee aan het onderzoek. Leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben zouden tussen de wal en het schip vallen, aldus de enquête. Een op de vier leraren gaf aan dat passend onderwijs op hun school relatief goed verloopt.
Directeur Ank Jeurissen herkent de kritiek, die hoort zij ook van leerkrachten binnen het voortgezet onderwijs van SterkVO: “Natuurlijk is voor de klas staan een heel zwaar beroep. Het is de laatste jaren misschien ook zwaarder geworden, vanwege de grotere klassen, het lerarentekort, het teruggelopen achterstandsgeld, de verharding van de maatschappij. Maar dat heeft meestal niet met passend onderwijs te maken. Ik heb het gevoel dat passend onderwijs de schuld krijgt van heel veel zaken die lastig zijn in het onderwijs. Veel wordt nu onder die noemer geschoven.”
Elk jaar houdt swv SterkVO een evaluatie met schoolleiders en zorgcoördinatoren “en daar strookt dit beeld absoluut niet mee. Er gaat aantoonbaar méér geld naar de scholen toe voor ondersteuning van zorgleerlingen en zij zeggen ook meer ‘stut en steun’ te ervaren dan voorheen.”

Medezeggenschap: altijd vacatures voor opr

De ‘medezeggenschapsketen’ bij passend onderwijs functioneert (nog) niet optimaal, bleek onlangs uit evaluatie-onderzoek. Het samenwerkingsverband, de opr en het ondersteuningsplan zijn voor veel leerkrachten een ver-van-m’n-bedshow, erkent opr-lid Bloemen. “Het is al moeilijk om een gewone mr of gmr te vullen, laat staan de opr, die op een nogal abstract niveau alleen maar over zorgleerlingen gaat.” Zijn opr telt 12 leden, dat zou gezien het aantal besturen idealiter het dubbele moeten zijn. Bloemen: “Er zijn altijd vacatures. Het belangrijkste is dat zowel de ouders als het personeel goed vertegenwoordigd zijn. Dat is bij ons het geval.”
Bloemen koestert het contact met andere medezeggenschappers: “Ik meld me af en toe bij de (g)mr: zal ik eens vertellen waar wij mee bezig zijn in de opr? Hebben jullie nog iets wat bij ons op de agenda zou moeten?” De Utrechters zijn ervan overtuigd dat de lijntjes kort zijn binnen hun samenwerkingsverband. Jeurissen: “Aan de voorkant luisteren we heel goed. Ik zou het gek vinden als ik vanuit de medezeggenschap ineens nieuwe dingen zou horen.” Bloemen en Mink van der Molen: “Als opr willen wij toetsen of scholen sterker of zwakker worden door wat het samenwerkingsverband doet. Dat is steeds de vraag die we ons stellen.”