Directie mag mr niet wisselen

Opschudding in Rotterdam, waar de medezeggenschapsraad van het Avicenna College voor islamitisch voortgezet onderwijs zich verzet tegen door de directie georganiseerde verkiezingen. Dat regelen de mr-leden zelf wel, vinden zij op basis van het mr-reglement, en op het moment dat mr eraan toe is.

Te laat, oordeelt de directeur-bestuurder, de zittingstermijn van vier jaar is voorbij. Hij regelt verkiezingen met ‘eigen’ kandidaten en overlegt vervolgens met het nieuw gekozen gezelschap. Zowel personeelsleden als ouders in de zittende mr voelen zich gepasseerd en gekleineerd door deze opstelling.

Dit wisselen van de complete ploeg is niet in overeenstemming met de regels, oordeelt de Landelijk Commissie Geschillen WMS in een recente uitspraak. Ook al is de reglementaire zittingstermijn vier jaar, dan nog is het feitelijke aftreden een individuele daad van het mr-lid. Dwingen is geen optie en er geldt evenmin een automatisme; bovendien geven de stukken niet aan hoe lang deze leden zitting hebben in de raad, die pas sinds 2018 een reglement heeft. De commissie legt het bevoegd gezag de verplichting op om binnen de school kenbaar te maken dat de samenstelling van de mr ongewijzigd is gebleven.

De commissie geeft ook aan hoe het wel kan: als de mr niet zou functioneren, kan het bevoegd gezag de commissie vragen om de raad te ontbinden.

Die stap heeft de directeur-bestuurder inmiddels genomen, zonder extra argumenten – wat bij de zitting over het nieuwe verzoek tot zichtbare verbazing bij de commissie leidde. De mr op zijn beurt heeft een nalevingsgeschil ingediend, waarbij de eis is dat de directeur de mr-leden hun werk laat doen. Bemiddelingspogingen liepen op niets uit, mogelijk doordat er meer procedures lopen. De directeur en de mr-leden raakten eveneens in conflict over het abonnement dat de mr heeft afgesloten op het AOb-servicepakket, waarbij de directeur dreigde om deze kosten in te houden op het salaris van een van de mr-leden. Ook wil de school de mr geen toestemming geven voor het inschakelen van juridische bijstand.

Ook in deze tweede procedure heeft de geschillencommissie inmiddels uitspraak gedaan, en die volgt de lijn van de eerste beslissing: gezien de situatie op de school heeft de mr zonder meer behoefte aan ondersteuning en valt er niet te twisten over het servicepakket. De kosten van juridische ondersteuning moet de mr eerst melden aan het bevoegd gezag zodat dit kan reageren; de in het mr-reglement vermelde eis om toestemming is echter tegen de wet en daarom ongeldig. De commissie ziet weinig reden om bezwaar tegen het inschakelen van een jurist te maken; het schoolbestuur heeft zelf ook een advocaat ingeschakeld

Over de status van de mr herhaalt de geschillencommissie haar eerdere uitspraak: de zittende raad is de geldige en de bemoeienis van de schooldirecteur met verkiezingen is tegen de wet. Voor het geval de directeur het nog niet helemaal snapt, geeft de uitspraak nog een zeer directe aanwijzing: “De Commissie legt het bevoegd gezag hierbij de verplichting op de mr in staat te stellen op reguliere wijze zijn werkzaamheden te verrichten en, meer specifiek, de faciliteiten te bieden en geen belemmeringen op te werpen voor communicatie van de mr met de achterban.”