Taakbeleid voor examendocenten: eerlijk duurt het langst
Examentijd vond ik als scheikundedocent altijd spannend én mooi. Jarenlang draaide ik examenklassen TL, en aan het eind van het schooljaar kwam het moment van de waarheid: de resultaten. Maar laten we eerlijk zijn – het examenproces is een flinke operatie. Niet alleen voor docenten, maar ook voor ondersteunend personeel. De drie lesuren die na de examens uit het rooster vielen, werden moeiteloos gevuld met andere taken – en vaak zelfs overschreden.
Dit jaar ontstond op een paar scholen discussie over het taakbeleid rond examendocenten. Eén school wilde alle examendocenten drie periodes les laten geven, en de werkzaamheden in de vierde periode – zoals o.a. extra begeleiding, surveilleren, nakijken en administreren – apart belonen. Klinkt logisch, maar in de praktijk kwam het neer op een bezuiniging. En dat was volgens mij ook precies de bedoeling van de schoolleiding. Een flinke onderschatting van wat examendocenten in die periode allemaal doen.
Op een andere school werd gekeken naar de inzet van docenten op basis van het soort examen. Sommige vakken worden in de examenjaren helemaal niet getoetst, andere sluiten af met schoolexamens (zoals in KBL en BBL). Vanuit het oogpunt van eerlijkheid begrijp ik dat verschil in inzet. Docenten van vakken zonder centraal examen zijn na de praktijkexamens vaak klaar ergens in april, terwijl anderen nog volop bezig zijn. Maar in de praktijk bleek dat die ‘klaar zijnde’ collega’s hun tijd nuttig besteedden aan onderhoud en voorbereiding voor het nieuwe schooljaar. Logisch, maar dat werd niet meegenomen in het taakbeleid.
En daar wringt het. Onduidelijke afspraken leiden bijna altijd tot frustratie. Een schoolleiding die ‘creatief’ omgaat met taakuren om meer werk uit mensen te persen, doet zichzelf en het team tekort. Maar een collega die de laatste maanden van het schooljaar om twee uur ’s middags met gierende banden naar huis rijdt terwijl anderen nog zwoegen, is ook niet wenselijk. Transparantie is hier het sleutelwoord. Gooi het op tafel. Bespreek het. En vooral: kijk naar de onderliggende waarden.
Ik herinner me nog goed dat wij vrijwillig surveillancediensten overnamen van Frits, die drie examenklassen Nederlands moest nakijken. Geen probleem – het voelde eerlijk en collegiaal. Maar liever zie ik dat soort oplossingen terug in goed beleid. Want dan weet iedereen waar hij aan toe is.