Krimp: ‘Het vraagt wat lef, maar informeer hoe het zit’

De teruglopende leerlingaantallen in het voortgezet onderwijs leiden tot ingrijpende maatregelen op scholen. Zorg als mr dat je vanaf het begin meepraat en onderzoek meerdere scenario’s, adviseert de AOb.

Het leerlingenaantal in het voortgezet onderwijs loopt de komende 5 jaar terug met 6 procent. Over 10 jaar is dat al meer dan 10 procent. Er zijn natuurlijk veel verschillen tussen de regio’s en tussen de verschillende onderwijstypes. In Friesland en Limburg krimpt het vo in die periode naar verwachting met ruim 20 procent, terwijl in een stad als Utrecht het aantal leerlingen voorlopig nog groeit. De hardste klappen vallen in het vmbo.
Krimpen heeft gevolgen voor de organisatie en het personeel, aangezien de inkomsten zijn gebaseerd op leerlingenaantallen. Gebouwen kunnen te groot worden en het personeelsbestand krimpt niet altijd in gelijk tempo mee. Bovendien is het de bedoeling dat in elke regio een ‘dekkend onderwijsaanbod’ blijft bestaan. Dat leidt tot samenwerken, in allerlei vormen, en tot veranderingen in het personeelsbeleid. Al deze kwesties horen thuis in de medezeggenschap. Waar kan de mr op letten? Consulenten van de AOb geven tips.

Uitzendbureau

Medezeggenschapsconsulent Franc van Gurp merkt dat nieuwe docenten in het vo in zijn regio (Zuid) nauwelijks nog vaste contracten krijgen. “De contracten zijn tijdelijk, of docenten worden ingehuurd via een uitzendbureau.” Als een contract al een keer is verlengd, wordt er daarna afscheid van iemand genomen, ook als iemand steengoed is. “Alleen maar omdat het bestuur bang is. Na twee tijdelijke contracten moet er een vaste aanstelling worden aangeboden.”
Diezelfde ervaring heeft Luciënne Japchen Lenstra, die in het noorden als consulent voor de AOb werkt. “Iemand moet weg, daar wordt geen motivatie bij gegeven, maar er is vervolgens wel een vacature voor diezelfde functie.” Het vraagt wat lef, realiseert zij zich, maar haar advies is toch: “Informeer hoe het zit. Zeker als mr kun je natuurlijk vragen naar het achterliggende formatiebeleid.” Inspelen op dalende leerlingenaantallen door vaste contracten te vermijden heeft een prijs. Doordat er in het noorden al veel is gefuseerd, zijn de gevolgen voor tijdelijk personeel extra ingrijpend. “Na twee tijdelijke contracten kun je soms nergens meer in je regio terecht, omdat de scholen allemaal onder hetzelfde bestuur vallen.”

Werkdruk

Het werken met veel tijdelijke krachten verhoogt de werkdruk voor het vaste personeel, merkt Van Gurp. “Die stoppen energie in het inwerken van de nieuwe collega’s. Docenten die via een uitzendbureau binnenkomen, kennen de school nog niet. Ze moeten wegwijs gemaakt worden en ze weten ook niet hoe lang ze kunnen blijven. Dus zijn ze niet geneigd om veel eigen tijd in deze baan te stoppen om snel op ‘vlieghoogte’ te komen. Ze worden alleen ingehuurd voor lessen, en soms nog wat uren voor een teamoverleg, maar dan houdt het op. De gewone taken komen allemaal bij het vaste personeel terecht.”
Frustrerend, weet Van Gurp ook uit eigen ervaring. “Zeker als ze worden ontslagen op het moment dat ze wél goed ingewerkt zijn.” Daar moet de mr iets over zeggen, vindt hij: “Dit is zeker niet in het belang van het onderwijs, de leerlingen en je collega’s. Dit is schoolbeleid en daar ga je over als mr.” Veel personeel inhuren via een uitzendbureau wordt op de lange duur ook behoorlijk kostbaar, zegt Van Gurp. “Je kunt als mr proberen om daar een vinger achter te krijgen.”

Mobiliteitsbeleid

Voor vast personeel is het natuurlijk belangrijk dat er in periodes van krimp goed mobiliteitsbeleid is, zegt Luciënne Japchen Lenstra: “Dat je voorrang krijgt bij een vacature op een andere school van jouw bestuur.” Zorg als mr dat je op de hoogte bent van de aanpak van jouw school, adviseert Japchen Lenstra. Zij ziet dat veel oudere docenten ‘regelingen’ aangeboden krijgen. “Dat gebeurt individueel, maar soms krijgen binnen één school wel twintig mensen zo’n regeling aangeboden. Eis transparantie. Je moet als mr toch mee kunnen kijken of er goed samenhangend beleid wordt gemaakt en hoe dat wordt bekostigd?” Vraag de gegevens van zo’n ‘generatiepact’ op, adviseert zij. Een fluitje van een cent voor het bestuur om dat te anonimiseren zodat de privacy gewaarborgd is. “Zo kun je zien wat er wordt afgesproken.”
Haar advies: vraag als mr hoe jouw school of bestuur met de krimpprognoses omgaat. “Te vaak worden mr’s er pas laat bij betrokken, als een beslissing eigenlijk al is genomen. Je moet als mr vooraan meepraten, er kunnen haalbaarheidsstudies worden gedaan naar meer scenario’s. Wat zijn de mogelijkheden, welke argumenten zijn er voor of tegen.” Vraag als mr aan je directie wat de ‘top 5’ is van hun beleidsagenda. “Dan kun je de mr-agenda daarop afstemmen. Hoef je niet pas in actie te komen als je ergens lucht van krijgt.”

Denominaties

Jens Staalstra, sectorconsulent vo bij de AOb in Friesland, merkt dat het vo in provincie ook krimpt. “Op het platteland lopen de scholen sneller leeg dan in hoofdstad Leeuwarden.” Ook Staalstra ziet dat er samengewerkt wordt ‘over de denominaties heen’, wat ook voor docenten erg ingrijpend kan zijn. Sommige scholen overwegen over te schakelen op een concept als kunskapsskolan, een Zweedse methode van gepersonaliseerd leren. “Een zogenaamde onderwijsvernieuwing die ook een verkapte bezuinigingsmaatregel kan zijn, want er wordt dan meer in units gewerkt en met grotere groepen. Een docent aardrijkskunde kan dan ineens ook nog andere vakken begeleiden.”

Krimp of groei? Zie het in de DUO-tool leerlingprognoses 2011-2036 zowel voor primair als voortgezet onderwijs. Zoek via duo.nl/open_onderwijsdata/prognoses/ naar het databestand. Het rekenblad kan de prognose zowel op korte als op lange termijn weergeven.

Verschenen in infomr 3/2018