Met regels en codes heb je nog geen veilige school

Gedragscodes, reglementen en de aanstelling van een vertrouwenspersoon kunnen grensoverschrijdend gedrag op school intomen, maar dan wel met bemoeienis van de medezeggenschapsraad. Let niet alleen op leerlingen, maar ook op het team.

Scholen moeten meer werk maken van hun beleid op het gebied van sociale veiligheid, vindt onderwijsminister Dennis Wiersma. De school moet sneller actie ondernemen als er een klacht komt over bijvoorbeeld pesten of seksueel overschrijdend gedrag. Het beleid op dit punt moet voor iedereen op school duidelijk zijn. Ook moet er een onafhankelijk meldpunt komen waar leerlingen, ouders en onderwijspersoneel onveilige situaties laagdrempelig kunnen melden.
Uit de meest recente Veiligheidsmonitor (rapport: Veilig op School, januari 2022) blijkt dat het weliswaar vaak goed gaat (9 van de 10 leerlingen zeggen dat ze zich veilig voelen op school) maar er worden dus ook nog steeds veel leerlingen gepest en lastiggevallen. Vooral meisjes en lhbti-leerlingen blijken kwetsbaar. Betrokkenen durven niet altijd een melding te doen en als dat wél gebeurt gaat de school er vervolgens soms niet goed mee om. Ernstige incidenten moeten vanaf nu worden gemeld bij de Inspectie, vindt Wiersma.

Geen garantie

De medezeggenschapsraad heeft instemmingsrecht op het (verplichte) schoolveiligheidsbeleid. De mr doet er daarom goed aan de veiligheid op school af en toe op de agenda te zetten in het overleg met de bestuurder. Ook kan de mr contact onderhouden met de vertrouwenspersoon van de school.

Jacqueline Schoone is ombudspersoon op een universiteit en adviseur op het terrein van sociale veiligheid. Zij werd het afgelopen jaar ingeschakeld bij een onderzoek naar seksueel overschrijdend gedrag op een mbo-school in Limburg. Waar kun je als mr op letten, als het om sociale veiligheid gaat? “Iedereen kijkt altijd eerst: zijn onze reglementen op orde. Dat is natuurlijk belangrijk, maar dat is slechts één dingetje.”

Inclusie en diversiteit zijn belangrijke randvoorwaarden voor sociale veiligheid, benadrukt Schoone. “Dat is de basis. Kun je het binnen je team en op school hebben over bestaande verschillen. Kan iedereen zijn wie ie is, of het nu om geloof, seksuele oriëntatie, kleur of politieke overtuiging gaat? Is de school toegankelijk voor personeel en leerlingen met een beperking?” Op elke school speelt wel iets op dit gebied, daar is ze van overtuigd. “Een open cultuur is belangrijk. Je moet elkaar kunnen aanspreken op ongewenst gedrag, het kunnen zeggen als je je niet veilig voelt. Daar begint het mee. Pas als dat niet lukt, komt plan B. Dan kun je naar een vertrouwenspersoon stappen, of bij structurele problemen naar een ombudspersoon.”

Handelingsvaardig

De school is verantwoordelijk voor het beleid op het gebied van sociale vaardigheid, maar de leidinggevende heeft een belangrijke rol in het bouwen en behouden van een sociaal veilig werk- en leerklimaat. Schoone: “De leidinggevenden moeten natuurlijk ‘handelingsvaardig’ zijn op dit gebied. Zij moeten dit onderwerp kunnen bespreken, waardoor anderen zich vrij voelen om er met hen over te praten. Goede leidinggevenden signaleren problemen en weten hoe ze die op kunnen lossen.” Daarnaast is het belangrijk dat voor zowel personeel, ouders als leerlingen ‘glashelder’ is waar ze een melding kunnen doen, dat melden belangrijk is en dat elke melding serieus wordt genomen. Schoone: “Zorg dat een vertrouwenspersoon benaderbaar is, en goed is opgeleid. Zeg niet tegen een leerkracht: jij lijkt me wel geschikt, wil jij vertrouwenspersoon zijn? Zorg ervoor dat mensen ‘fit for the job’ zijn.”

Het kan een idee zijn om twee of drie mensen aan te stellen, vindt zij. “Dan kun je als melder kiezen. Stel dat het om iemand uit je eigen team gaat, dan kan het ingewikkeld zijn. Op bestuursniveau iemand aanstellen kan ook, dan is er wat meer afstand. Een vertrouwenspersoon moet onafhankelijk kunnen opereren. Anders denken mensen: ik meld het maar niet want het blijft nooit vertrouwelijk of: die hoort bij het establishment van de school dus er gebeurt tóch niets mee. Realiseer je dat de drempel om iets te melden, zowel voor medewerkers als voor leerlingen, enorm hoog is.”

Kijk eens goed naar de bestaande gedragscode, adviseert ze. “De tekst is vaak erg algemeen. ‘We gaan hier respectvol met elkaar om’. Maar waar staat wat wel of niet mag? En wat gebeurt er dan? Dat wordt vaak helemaal niet genoemd. Soms is er weerstand tegen zo’n gedetailleerde code: ‘we zijn professionals, we kennen onze grenzen’. Maar ik zie dat bij mensen die grensoverschrijdend gedrag vertonen, dat moreel kompas juist niet goed blijkt te zijn afgesteld.”

Heldere consequenties

De consequenties van ongewenst gedrag zijn op twee basisscholen in Spijkenisse (De Duif en Marimba) juist glashelder, zegt directeur Annabelle van Wijk. Zij was de aanjager van het sociale veiligheidsbeleid nadat ze, als startend leidinggevende, merkte dat het op één van de scholen helemaal niet goed ging op dat front. “Leerkrachten hadden last van grensoverschrijdend gedrag van leerlingen en soms ook van ouders. Kinderen pestten elkaar onderling, luisterden niet naar leerkrachten. Er waren racistische uitlatingen en er was ook sprake van fysiek geweld: trekken en duwen.”
De school staat in een wijk met veel maatschappelijke problematiek, maar het beleid was gewoon niet helder, kijkt ze terug. “Soms had gedrag consequenties, soms niet. Of het nu om het gedrag van ouders ging of om leerlingen. Er was te veel ruimte en ruis.”

Direct handelen

Met het team werd een nieuw sociaal veiligheidsbeleid geschreven: wat vinden we grensoverschrijdend gedrag, en wat gebeurt er vervolgens. “Iedereen weet nu: als er wat gebeurt wordt er direct gehandeld en dit zijn de consequenties. Altijd. We benadrukken het bij intakegesprekken met nieuwe ouders, bespreken het met nieuwe teamleden. We zeggen het elk jaar in alle klassen tegen de kinderen, daar is de vertrouwenspersoon ook bij.”

In een protocol staat beschreven wat onder grensoverschrijdend gedrag wordt verstaan: van fysieke agressie tot ongewenst aanraken, van intimidatie via WhatsApp tot niet luisteren en uitschelden of dreigen. Op elke locatie is een aanspreekpunt voor leerlingen, ouders of teamleden die zich onveilig voelen. Voor het team is er intern een contactpersoon veiligheid. Voor leerlingen die grensoverschrijdend gedrag vertonen is de procedure in het protocol tot in detail uitgeschreven. Annabelle van Wijk: “Bij de eerste, tweede en derde keer: dit is wat er gebeurt. Een time-out, gesprek met ouders, gesprek tussen dader en slachtoffer, ib’er erbij, excuses, time-out 2, tot en met eventueel een schorsing en verwijdering: iedereen kent de consequenties. We zijn heel voorspelbaar op dat gebied. Kinderen spreken elkaar er nu ook op aan. Eerst was het zo, als er een over de schreef ging, gingen de anderen vaak mee doen. Nu zeggen ze tegen die ene: hou op joh, straks heb je een waarschuwing en lig je eruit.” Het team voelt zich veiliger, hoort ze. “Je weet dat de directie en je collega’s je steunen. Niemand ziet ongewenst gedrag door de vingers. Niet van kinderen, maar ook niet van ouders.”

Ze heeft geen hip verhaal, zegt Van Wijk. “Het gaat om duidelijkheid. Om kaders, om grenzen stellen. Natuurlijk benadrukken wij vooral welk gedrag we wél willen zien. Daar werken we hard aan: preventief met veel aandacht voor groepsvorming en met glasheldere gedragsverwachtingen. We hebben het nu aardig op orde, in de meeste klassen zit het er rond de herfstvakantie wel ‘in’. Maar je moet het elke dag blijven voorleven. Je moet doen wat je schrijft en zegt. We zijn voorspelbaar. Dat geeft rust. Dat is een voorwaarde om goed les te kunnen geven.”

Wat kun je als mr doen?

  • Check het sociale veiligheidsbeleid op school. Is het erg algemeen of staat er ook expliciet in wat ongewenst gedrag is en wat daarvan de consequenties zijn?
  • Gaat het beleid verder dan een pestprotocol voor leerlingen? Het gaat ook om sociale veiligheid binnen een team en tussen personeel en leidinggevenden?
  • Onderhoud contact met de vertrouwenspersoon
  • Is de vertrouwenspersoon ‘fit for the job’?