Mr, het moet scherper

Ook al functioneert de medezeggenschapsraad op een school volgens het boekje, dat betekent volgens nieuw onderzoek nog niet dat de opvattingen van ouders en leerlingen ook echt mee tellen.

De medezeggenschap op scholen voor voortgezet onderwijs verloopt best goed en netjes volgens de regels van de wet, maar toch worden de opvattingen van grote groepen ouders en leerlingen niet gehoord. Dat komt omdat bijvoorbeeld allochtonen en laagopgeleide ouders nauwelijks in medezeggenschapsraden zitten. Verder wordt er, buiten die raden om, sowieso veel te weinig moeite gedaan om met de grote groep andere ouders en leerlingen in contact te komen. Dat concludeert de monitoringscommissie Goed Bestuur van de vo-raad, die het afgelopen jaar onderzoek liet doen naar de kwaliteit van de medezeggenschap en de verbetermogelijkheden.
“Scholen moeten veel actiever op zoek naar de behoeften en opvattingen van die groepen en meer signalen oppikken, zodat zij kunnen aansluiten bij wat er leeft en daar wat mee doen”, zegt Frans de Vijlder, één van de onderzoekers die meewerkte aan het rapport ‘Medezeggenschap onder het vergrootglas’. En hij waarschuwt: “Anders dreigt het gevaar dat we, net zoals in de politiek is gebeurd, een groot deel van de mensen uit het oog verliezen, waarvoor scholen hun maatschappelijke opdracht juist te vervullen hebben.” Het onderzoek werd uitgevoerd door het Kenniscentrum Publieke Zaak (Hogeschool van Arnhem en Nijmegen). De onderzoekers voerden uitgebreide gesprekken met leden van de mr, gmr, ouderraden, bestuur en raden van toezicht van de drie onderwijsinstellingen. Het onderzoek vond plaats op een 1-pitter (Sancta Maria Mavo in Den Bosch), een middelgrote scholengroep in de Randstad (Espritscholen in Amsterdam) en een grote scholenorganisatie in de regio Nijmegen (Alliantie Voortgezet Onderwijs).

Niet te moeilijk

Volgens de onderzoekers hangt rond medezeggenschap een sfeer van ‘wat hebben we het toch gezellig met elkaar en laten we het elkaar niet te moeilijk maken.’ Maar de gedachte achter medezeggenschap is natuurlijk dat bestuurders weten wat er echt breed leeft onder de primaire belanghebbenden (leerlingen, ouders en docenten, in het onderzoek stakeholders genoemd). Medezeggenschap veronderstelt dat de school aan kan sluiten op wat de samenleving vraagt. Het bestuur zou een brede dialoog moeten voeren. Dat doe je niet als je in de medezeggenschapsraad met de ouders en leerlingen praat, die meestal vooral uit de hogere sociale klassen en de betere milieus afkomstig zijn. De medezeggenschapsraad is niet het juiste orgaan om signalen op te sporen. De mr moet het bestuur juist scherp houden en bevragen: hoe zorg jij als bestuurder dat je weet wat er onder je stakeholders leeft?

De tendens in het onderwijs is dat de zeggenschap van personeel, ouders en leerlingen ten opzichte van het bestuur, steeds groter wordt. De vo-raad wilde graag weten hoe de medezeggenschap in de praktijk écht functioneert en of het aan de achterliggende doelstellingen voldoet. Hebben bestuurders echt oor en oog voor wat er leeft, is er sprake van een dialoog búiten die structurele en georganiseerde overleggen om? Heeft de school een goed beeld van de opvattingen van álle betrokkenen, en baseert die zich niet alleen op wat er naar boven komt in het kleine kringetje dat in de raden is vertegenwoordigd? Welke mogelijkheden hebben de stakeholders om invloed uit te oefenen buiten die formele kanalen om?

Los van achterban

Eén van de conclusies van het onderzoek is dat, hoewel de formele medezeggenschap voldoende is gepositioneerd binnen de school en bestuurders en mr beiden zeggen dat ze redelijk tevreden zijn met elkaar, toch bijna iedereen het idee heeft dat het beter kan en eigenlijk ook beter moet, maar er gebeurt niks om dat te bereiken. De onderzoekers omschrijven dat als ‘handelingsverlegenheid’. Er is volgens hen sprake van een bepaalde gelatenheid. De Vijlder: “Ze weten diep in hun hart wel dat ze de kern niet raken, maar ze hebben ook niet de guts om hun nek uit te steken.” Want ook al functioneert overal een mr en gmr: leerlingen en ouders zijn op veel scholen minder goed in mr en gmr vertegenwoordigd dan de personeelsgeleding. Voor zover leerlingen participeren, komen deze meestal uit hogere opleidingsvormen en hogere leerjaren. Voor ouders geldt dit ook in zekere mate. Het betrekken van ouders met weinig opleiding en van niet-westerse afkomst blijkt lastig.

Van serieuze achterbanraadpleging is op de scholen waar het onderzoek plaats vond, bijna nergens sprake. De mate van ondersteuning en facilitering van mr en gmr loopt sterk uiteen bij de verschillende organisaties. Medezeggenschappers blijken daarnaast vooral reactief, en weinig pro-actief. Achterbanraadpleging betekent voor de personeelsgeleding bijvoorbeeld vooral dat ze wat geluiden oppikken in de wandelgangen en de docentkamer. Dat was op papier allemaal heel anders bedacht. Het blijkt bovendien dat als ouders, personeel of leerlingen ergens over mee willen praten of beslissen, ze dan vaak helemaal niet naar de mr stappen, maar hun heil zoeken bij bijvoorbeeld sociale media. Via Twitter of Facebook kun je ook actievoeren en gelijkgestemden mobiliseren. Uit het rapport:

“Dat stelt hoge eisen aan de antennes van bestuur en management.”

De vo-raad vindt dat bestuurders en medezeggenschappers meer moeite moeten doen om een horizontale dialoog te voeren. Oftewel: Er zijn andere manieren om input te krijgen, feedback te horen en draagvlak te creëren. Zo’n dialoog zou vooraf moeten gaan aan de formele medezeggenschap. Hoe je die dialoog concreet vorm zou kunnen geven, wordt onderwerp van een volgend onderzoek.