Nieuwe rechten: wonderpil met bijwerkingen

Er wordt steeds meer belang gehecht aan goede medezeggenschap in het onderwijs en de rol van de mr wordt groter. Is dat een goede ontwikkeling of zitten er ook haken en ogen aan?

Minister Slob breidt de bevoegdheden van medezeggenschapsraden uit: met ingang van 2021 krijgt de mr instemmingsrecht op hoofdlijnen van de begroting. De Wet Versterking Bestuurskracht verplicht sinds 2017 dat een toezichthouder (meestal raad van toezicht) twee keer per jaar met de medezeggenschappers om tafel gaat en dat een mr invloed heeft op de benoeming van nieuwe bestuurders. De Inspectie voor het Onderwijs voert sinds 2017 bij bestuursonderzoeken standaard een gesprek met de mr, om te horen of een bestuur de tegenspraak goed heeft geregeld. Zowel politiek als samenleving lijken steeds meer belang te hechten aan medezeggenschap.

Code Goed Bestuur
Die indruk heeft zij ook, zegt Edith Hooge, hoogleraar onderwijsbestuur bij TIAS, Universiteit van Tilburg en voorzitter van de Onderwijsraad. Hooge volgt de ontwikkelingen rondom governance in het onderwijs al zeker twintig jaar en zij heeft het accent zien verschuiven: “Tot een paar jaar geleden, als het ging over goed bestuur van een onderwijsinstelling, ging de aandacht vooral uit naar de raad van toezicht en de besturen. De blik was niet zo gericht op de rol en positie van de medezeggenschap.” Sinds het bestaan van de codes Goed Bestuur is dat veranderd, constateert ze. “Er is in die code sprake van een soort ‘gouden driehoek: bestuur, interne toezichthouder en medezeggenschap. Die moeten elkaar in evenwicht houden als het gaat om checks&balances, kracht en tegenmacht.” De roep om versterking van de medezeggenschap is natuurlijk deels ook ingegeven door negatieve gebeurtenissen, zoals bij Amarantis en ROC Leiden “Maar je ziet het nu duidelijk in wetten terug”

Gelegenheidsoplossing
Ook Renée van Schoonhoven, hoogleraar onderwijsrecht aan de VU, merkt dat de mr vanuit diverse hoeken als belangrijk orgaan in stelling wordt gebracht. “Ik zie bij grote wetgevingstrajecten dat er door politici steeds vaker naar de mr wordt verwezen. Moet de mr hier ook niet naar kijken? Dat zit bijna standaard bij iedereen in het hoofd.” Is dat positief? “Niet per se. Het lijkt vaak een gelegenheidsoplossing. Als ze het in Den Haag even niet weten klinkt al snel: dan geven we de mr extra advies- of instemmingsrecht.” De wettelijke bevoegdheid van de medezeggenschapsraad wordt soms als een soort wonderpil ingezet, zegt Van Schoonhoven. “Natuurlijk is een horizontale dialoog erg belangrijk en nodig, maar dat is iets anders dan advies- of instemmingsrecht regelen voor een mr. Dat is waardevol, maar het mag niet het enige zijn. Het is namelijk een hele smalle invulling van het begrip horizontale verantwoording. Zo’n horizontale dialoog moet uit de personen zelf komen, uit het bestuur, waar sta je voor als school, daar gaat het om.”

Verbeterpunten
De toenemende waarde die er wordt gehecht aan medezeggenschap, vraagt om extra aandacht, zegt Hooge. “Bij elk onderzoek naar het functioneren van medezeggenschap, of het nu om primair of voortgezet onderwijs gaat, zie je dat er altijd veel verbeterpunten zijn. Het is moeilijk om een mr goed gevuld te krijgen, het is voor een mr moeilijk om je rol goed te pakken. Het is altijd lastig, want mensen doen het erbij. Je bent docent, ouder of leerling en daarnaast zet je je in voor school. Je hebt per definitie een informatieachterstand ten opzichte van een professionele bestuurder. Het vraagt nogal wat om op strategisch niveau mee te kunnen denken.” Scholing en faciliteiten moeten op orde zijn, benadrukt ze. “Om als mr goed naar een begroting te kunnen kijken of een fusieplan te kunnen beoordelen, daar heb je echt wel iets voor nodig.”

Draagvlak
Dat beaamt Arnold Jonk, bestuurder bij STAIJ, Samen Tussen Amstel en IJ, een stichting met negentien po-scholen in Amsterdam. Hij is een groot voorstander van de uitbreiding van bevoegdheden voor de mr en vindt dat hij als bestuurder de plicht heeft om voor draagvlak te zorgen bij ouders en personeel: “Je staat samen voor hetzelfde. Het heeft voor mij geen zin om dingen te besluiten waar u ouders of leerkrachten het niet mee eens zijn.” Toch signaleert hij ook een andere kant: “Uitbreiding van bevoegdheden vraagt ook weer om meer deskundigheid, en de doorloop bij mr en gmr is vaak groot, dus gaat er steeds veel kennis verloren. Die doorloop snap ik, want het medezeggenschapswerk is een zware belasting naast je werk op school of als ouder. Maar het is wel een natuurlijke beperking.”

Kanttekening
Het ministerie van OCW plaatst zelf ook een kanttekening, in de onlangs verschenen Strategische Kennisagenda 2019-2024. Op pagina 16: “De verwachtingen van inspraakorganen – maar ook van besturen en interne toezichthouders – zijn wellicht soms te hooggespannen. De versterking van medezeggenschap in het onderwijs bijvoorbeeld stuit steeds op het feit dat het voor niet-professionals lastig is om alle informatie te kunnen doorgronden en het gesprek goed te kunnen voeren.” Van Schoonhoven: “Ik vraag me ook af: zit een mr daar op te wachten, op instemmingsrecht op hoofdlijnen van de begroting? Daar zitten veel belangen achter en de mr is bijvoorbeeld niet in de positie om daarover te onderhandelen. Hoezo moet je daar dan wel instemming op geven? Die verantwoordelijkheid wil lang niet iedere mr
graag hebben.”
Uitbreiding van bevoegdheden van de mr vragen ook om extra inspanning van een bestuurder, zegt Edith Hooge. “Je moet de mr op tijd van informatie voorzien en goed toerusten, met kennis en tijd. Dat gaat veel verder dan een dag cursus aan het begin van het jaar.” Jonk is het daar helemaal mee eens. “Wij moeten als bestuurder en stafbureau meer tijd steken in scholing en het uitbreiden van de expertise van mr en gmr.” Onlangs organiseerde STAIJ daarom een bijeenkomst over onderwijsfinanciering voor alle medezeggenschap-pers, waarop Jonk en de controller samen toelichting en uitleg gaven over de financiën. “Dat vind ik echt onze taak en een democratisch uitgangspunt. Bij verantwoording nemen hoort kennis. Dit was de eerste keer, maar dat gaan we vaker doen.” Onlangs volgde een medezeggenschapsraad van STAIJ een training: “Dat merkte ik meteen tijdens de volgende vergadering. Daar wordt een mr echt beter van.”

Tegenkracht?
Jonk vindt het principieel onjuist om over medezeggenschap te spreken in termen als ‘tegenmacht’ of ‘tegenkracht’ zoals vaak gebeurt. “Dat suggereert dat er tegengestelde belangen zijn, zo ervaren wij dat hier niet. Wij moeten hier op stichtingsniveau moeilijke beslissingen nemen. We hebben beperkte middelen en we maken geen winst. Wat naar de éne school gaat, gaat niet naar de andere. Ik kan geen besluiten nemen waar scholen of de gmr of mr het niet mee eens zijn. Ik denk niet: wie heeft welke bevoegdheid en hoe kom ik ermee weg. Daar geloof ik niet in. Het gaat erom dat je er samen uitkomt, alles heeft voor- en nadelen.” Hij ‘zit’ pas elf maanden op deze positie, zegt Jonk “maar ik merk bij mijn collega-bestuurders hetzelfde: we willen de mr goed informeren, we overleggen hoe we dat aanpakken, hoe het beter kan en hoe we kunnen zorgen dat het kennisniveau van medezeggenschappers omhoog gaat.”

Pizzalunch en worldcafé
Die bereidheid en inzet van bestuurders om de betrokkenheid van de medezeggenschapsraad niet te beperken tot alleen de vergaderingen en formele overleggen, komt ze tegenwoordig vaker tegen, zegt Hooge. “Ik zie rondetafelgesprekken, pizzalunches, worldcafés, brainstorms met ouders en leerlingen. Dat je als bestuurder meer momenten en manieren organiseert waarop mensen mee kunnen praten dan alleen binnen de formele medezeggenschapsstructuur, vind ik vanuit het oogpunt van goed bestuur mooi.” De mr met haar formele bevoegdheden is natuurlijk belangrijk en die rechten moeten geborgd zijn “maar er zijn ook andere goede en aanvullende vormen van inspraak, die misschien inspirerender zijn voor veel mensen. Niet iedereen heeft zin om meteen twee jaar in een mr te gaan zitten.”
Verschenen in infomr 2/2019