Personeelsbeleid: Denk door over doorwerken

Doorwerken tot je 67ste? Dan moet het werk wel leuk zijn en voldoening geven. Het onderwijs kent met de zorg al jarenlang het hoogste ziekteverzuim. Hoe staat jouw school ervoor? Hoe zit het met het werkplezier van je collega’s? De mr kan het onderwerp hoog op de agenda zetten en dat is nodig ook.

Een echt modieus onderwerp is ‘duurzaam personeelsbeleid’ nu nog niet, denkt Reinout Jaarsma, trainer bij de afdeling scholing van de Algemene Onderwijsbond. Maar het is wel belangrijk en natuurlijk erg actueel, vindt hij. Jaarsma roept mr’s op om het onderwerp te agenderen. de Wms (artikel 12) geeft de personeelsgeleding van de mr nadrukkelijk invloed op besluiten omtrent nascholing, verlofregeling en bijvoorbeeld taakverdeling: allemaal zaken die van grote invloed kunnen zijn op het werkplezier. Jaarsma: “Het begint allemaal met jou als individu. of je nu jong of oud bent. Als jij met plezier werkt, dan is dat ook in het belang van de organisatie. Zeker nu het ernaar uitziet dat iedereen een stuk langer door moet werken.”

Duurzaam personeelsbeleid is in het belang van werkgever én werknemer. Het past bij de wensen van de wetgever, zoals geformuleerd in de arbo-catalogi voor het onderwijs: ‘dat we veilig en gezond kunnen werken tot het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.’ De regeling duurzame inzetbaarheid regelt dat iedereen recht heeft op budget/uren die bijdragen aan het behouden en vergroten van het werkplezier. Een werknemer weet immers zelf vaak het beste op welke manier dat zou kunnen. de regeling geeft jongeren en ouderen aanspraak op coaching of studieverlof. Misschien wil iemand weleens buiten de deur kijken, ergens anders stagelopen om te onderzoeken of een andere sector interessant zou zijn. De wet maakt het allemaal mogelijk. “Je hebt als mr de rol om zaken aan te kaarten, en voor duurzaam personeelsbeleid en duurzame inzetbaarheid geldt dat zeker”, zegt ook Maaike Sauerborn, arbo-ambassadeur bij de Stichting onderwijsarbeidsmarktfonds MBO. Maar, voegt ze er direct aan toe: de mr hoeft zelf geen expert op dat gebied te zijn. “Je hoeft niet alle kennis zelf te hebben, je moet weten wie die kennis in huis heeft en zorgen dat die naar je toe komt.”

Bedrijfsarts

Sauerborn geeft wat voorbeelden. Er is wellicht een preventiemedewerker bij de organisatie, een bedrijfsarts of een afdeling HRM. De Arbowet geeft informatie en de schoolleiding beschikt ongetwijfeld over cijfers, bijvoorbeeld uit het medewerkerstevredenheidsonderzoek, de risico-inventarisatie en evaluatie. Zorg dus dat de mr die informatie krijgt. En natuurlijk gaat het dan niet om rapportages met naam en toenaam over individuele kwesties. “Je moet een algemeen beeld hebben hoe het ervoor staat met de gezondheid van de medewerkers.”
Dus: vragen stellen, adviseert Jaarsma. Het is belangrijk om te weten hoe het personeelsbestand op jouw school is opgebouwd: zijn er veel jongeren, of juist veel dertigers, hoe zit het met het percentage 50- en 55-plussers? Je moet willen weten hoe het ziekteverzuim op jouw school is. Is dat hoog of laag? Landelijk ligt het verzuim in het primair onderwijs op 6,4 procent en in het vo op 4,9 procent. Vervolgvragen: zijn vooral de jonge docenten ziek, of de ouderen? Gaat het om kort verzuim of langdurig? Hoe is het gesteld met het percentage in-, door- en uitstroom onder de collega’s? “Daar moet je inzicht in hebben, want elke categorie heeft eigen behoeftes.”

Vraag het zelf

Je kunt als mr ook eigen, nieuwe informatie verzamelen, adviseren de deskundigen. er bestaan kant-en-klare vragenlijsten rond werkstress en werkplezier, die iedereen snel en anoniem kan invullen. “Als je de uitkomsten hebt, kun je daarna een thema-avond organiseren om over de resultaten en duurzaam personeelsbeleid te praten.” Sommige scholen schakelen een bureau in om werkdruk te onderzoeken. Sauerborn: “Zorg dat je daar contact mee hebt, zodat je input kunt geven als mr.” En denk aan het instemmingsrecht van de mr op de aanpak van de school als het gaat om beleid om werkdruk te voorkomen en te verminderen.
Scholen moeten serieus werk maken van integraal personeelsbeleid, zegt AOb’er Jaarsma. “Mensen willen op een gegeven moment misschien iets anders. Binnen of buiten de school. dat moet toch kunnen? Dan kun je iemand misschien helpen om geleidelijk aan over te stappen naar een andere functie, of naar een andere werkgever. Misschien wil een collega wel een camping gaan beginnen: geef die mogelijkheid door iemand minder te laten werken en dat uit te proberen. dat hoort bij duurzaam personeelsbeleid, bij zorgvuldig omgaan met je werknemers.”

Actief helpen

In het bedrijfsleven is het op veel plekken al beleid om werknemers actief te helpen als ze nadenken over een andere carrière of een andere functie. de onderneming regelt dat er tijd en ruimte is, waardoor werknemers zo’n optie serieus kunnen onderzoeken. Jaarsma: “Maar ik zie dat het in het onderwijs nog geen gemeengoed is om open over dat soort wensen te praten.” Toch zou dat moeten, vindt hij. “Misschien wil iemand wel tijdelijk minder werken, omdat er thuis kleine kinderen zijn. Of een collega wil een half jaar naar het buitenland, om heel iets anders te doen, en komt daarna weer opgeladen en met nieuwe vaardigheden terug. Scholen zijn daar heel star in. Dan ben je gewoon je baan kwijt. Maar waarom zou je iemand niet garanderen dat-ie terug kan komen als-ie dat zou willen? Misschien op een andere school, op een ander niveau, maar wel die garantie op werk. Dat is duurzaam personeelsbeleid. de cao maakt onbetaald verlof mogelijk, maar het is not done om er openlijk over te praten.” Het lijkt soms wel een taboe, als leerkrachten overwegen om het onderwijs uit te gaan, merkt hij ook. “Het wordt door veel mensen als een soort roeping beschouwd. Maar het is ook gewoon een baan.”

Personeelsbeheer

Wat veel scholen nu doen zou je beter ‘personeelsbeheer’ kunnen noemen, vindt Jaarsma: “Het is geen doordacht personeelsbeleid.” Maar als je echt wilt dat mensen tot hun 67ste doorwerken terwijl er een lerarentekort bestaat, dan moet je serieus nadenken hoe je een aantrekkelijke werkgever kunt zijn. Dat betekent nadenken over kleinere klassen, over minder lesuren. Stel het als pmr aan de orde, laat het streven opnemen in het beleidsplan als het om duurzame inzetbaarheid en personeelsbeleid gaat. Luister naar je personeel, adviseert Jaarsma: “Eigenlijk moet je elk voorstel waar iemand mee aankomt, serieus in overweging nemen.” Duurzame inzetbaarheid is van groot belang, vindt ook Sauerborn. Werken moet leuk en waardevol zijn, je moet als individu trots kunnen zijn op wat je doet op je werk en je moet als leerkracht mee kunnen komen als er nieuwe eisen aan je worden gesteld. Sauerborn: “Wat vraagt de nabije toekomst van de leerkrachten? Daar moet je over nadenken. Je kunt niet alleen pleisters plakken, je alleen richten op de waan van de dag. Je moet bespreken welke vaardigheden er in de toekomst nodig zijn en of je die hebt, of hoe je die kunt krijgen. Jij moet graag naar je werk gaan. daar draag je bij aan de ambitie om leerlingen te laten groeien en bloeien, zodat ze een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de maatschappij.”

om in te spelen op verandering heb je arbeidsfitte medewekers nodig

Bezien vanuit het perspectief van de organisatie: ook die moet kunnen inspelen op veranderingen om succesvol te zijn. “Daarvoor heb je arbeidsfitte medewerkers nodig, die betrokken zijn, die hun talenten benutten, die aan kunnen sluiten bij die veranderingen.” Dat betekent voor scholen bijvoorbeeld dat ze een goed professionaliseringsplan moeten hebben, zegt Reinout Jaarsma. De cao schrijft voor dat bij duurzame inzetbaarheid ook hoort dat er persoonlijke ontwikkelingsplannen zijn, dat er een goede gesprekkencyclus is, zodat je als werkgever op de hoogte bent van de carrièrewensen van je personeel. Er moet een open cultuur zijn. Jaarsma: “De tijd dat je als docent koning in de klas was met de deur dicht, is definitief voorbij. Je moet veel meer digitale vaardigheden hebben. Je moet als leerkracht kunnen coachen en begeleiden, en zelf heb je zo’n coach misschien af en toe ook wel nodig. Je moet je een nieuwe manier van lesgeven eigen kunnen maken, daar wil je zelf misschien weer scholing voor volgen. en dan bedoel ik niet een studiemiddag, maar een goede opleiding of cursus.”
Als pmr heb je instemmingsrecht op het professionaliseringsplan (artikel 12, lid c van de Wms), dus kaart dit aan, adviseert Jaarsma. Net als de noodzaak van kleinere klassen, of van minder lesuren. Want ook dat is duurzaam personeelsbeleid: ervoor zorgen dat werknemers zich blijven ontwikkelen, zodat de school een productieve en flexibele arbeidsorganisatie is waarin mensen graag inzetbaar blijven.