Reportage: Extra geld? Dan in elk geval kleinere klassen in Hengelo

Op ’t Genseler, school voor praktijkonderwijs in Hengelo, gaat het extra geld vanuit het Nationaal Programma Onderwijs naar kleinere klassen en meer sociale activiteiten. De medezeggenschapsraad sprak al in een vroeg stadium mee.

Sinds de start van dit schooljaar telt een gemiddelde onderbouwklas nu zo’n 9 of 10 leerlingen. Voorheen zaten er tussen de 12 en 15 kinderen in één klas. Ellen aan de Stegge, docent avo (algemeen vormend onderwijs): “Dat verschil merk je heel goed. Onze leerlingen hebben moeite met veel hectiek. Structuur en de omgang met elkaar hebben meer aandacht nodig. In een kleinere klas krijg je sneller een relatie met elkaar. Dit doet hen echt goed en ze hebben er jaren profijt van als ze een goede start hebben gehad.”

Toen het ministerie van OCW kort voor de zomer met de menukaart met interventies kwam (bedoeld om corona-achterstanden zo snel mogelijk weg te werken) werd er direct in samenspraak met de directie een extra vergadering georganiseerd. “Het was al duidelijk dat er extra geld zou komen, we wilden daar snel op anticiperen.” Dennis Snijders, docent kantoor en magazijn: “Die kleinere klassen, daar was iedereen het meteen over eens. En we wilden inzetten op het sociale: leerlingen hebben dat echt gemist, in groep 8 zaten ze toch voor een deel thuis. We hebben plannen om een aantal groepsactiviteiten te ondernemen ter bevordering van de omgang met elkaar.”

Open deuren

Het loopt goed met de medezeggenschap op deze school, vindt de personeelsgeleding. Er heerst een open sfeer tussen directie en personeel, en tussen het personeel onderling. Voorzitter mr en docent bewegingsonderwijs Erik Drabbe: “We hebben een opendeurenbeleid. Mensen lopen makkelijk bij elkaar naar binnen. We gaan ervan uit dat je elkaar alles kunt vragen: wat beweegt iemand om dit of dat te doen? Leg het uit. En we zijn het er allemaal over eens: wat je doet, doe je vooral voor de leerlingen. Je wilt er als school voor je leerlingen zijn.”

De directie vraagt soms in een vroeg stadium input van de mr: “Geen officieel advies, maar gewoon een soort brainstorm: kijk hier eens naar, bijvoorbeeld als het gaat om de urenberekening van de leerlingen. Daar zitten natuurlijk toch keuzes in. Hij wil graag weten: wat vinden jullie daarvan als docenten en natuurlijk ook als ouders.”
Apart inhoudelijk vooroverleg met de directie is zo goed als afgeschaft. “We merkten dat we stukken vaak dubbel gingen bespreken, dat schoot niet op.” Erik Drabbe: “De mr is geen 100 procent zakelijke aangelegenheid, we zoeken de samenwerking. Maar we kunnen zeker ook nee zeggen.”

Diplomering

Dat gebeurde toen er het afgelopen schooljaar een bovenschools beleidsstuk op de agenda kwam rondom de nieuwe wet die regelt dat leerlingen van praktijkscholen met ingang van dit schooljaar eindelijk ook een officieel diploma krijgen. Belangrijk, vindt de mr, want het gaat ook over erkenning van de waarde van de opleiding die je hebt gevolgd. Het voormalige getuigschrift wordt nu een officieel diploma met portfolio.

Karin Kerkhof, stageondersteuning en applicatiebeheerder: “Maar het beleidsstuk met de nieuwe normen en regels, bestemd voor alle praktijkscholen in de regio omtrent de diplomering, vonden wij slordig geschreven. Veel onderwerpen waren op verschillende manieren te interpreteren. Het leek afgeraffeld en het voelde alsof onze leerlingen in een heel klein hokje werden gezet. De ouders in onze mr waren daar heel duidelijk over. We hebben als mr dus niet ingestemd, ook al was er haast bij. Wij willen als school aansluiten bij individuele leerlingen, kijken wat er wél lukt. Daar ging het stuk aan voorbij, vonden wij. We hopen binnenkort een inhoudelijk beter stuk te kunnen beoordelen.”

Taakbeleid

Zoals op veel scholen stond ook hier het taakbeleid enige tijd geleden op de agenda, vertelt de personeelsgeleding. “We zijn heel tevreden over hoe we dat nu hier invullen. Niet meer uurtje-factuurtje, maar gebaseerd op vertrouwen.” Uit dat beleidsstuk: “Het gaat om scherpe keuzes van hetgeen je als school wel of niet wilt aanpakken. Je kunt nu eenmaal niet alles doen.” In de praktijk is er nu een verdeling in grote taken (bijvoorbeeld vertrouwenspersoon, mr en gmr, zorgcoördinator) en kleine taken (zoals onderbouwfeest, kerst, schoolkamp): “De grote taken passen op één A4’tje.”

De mr was nauw betrokken bij de opzet: “Het gaat erom wat voor school je wilt zijn. Wat vinden we belangrijk? We zijn samen verantwoordelijk om deze school goed draaiende te houden. Je kijkt naar taken waar mensen affiniteit mee hebben, dat werkt beter dan wanneer je iets móet. En achter alle kleine taken hoeft geen naam te staan. Je zet mensen zo meer in hun eigen kracht. We vertrouwen elkaar en je overlegt met elkaar of je het redt, of je er nog wat bij kunt hebben of juist niet.” Zulke afspraken zorgen voor een goede sfeer, zeggen de medezeggenschappers. “Je bent niet meer zo bezig met of een ander wel genoeg doet, dat was er toch in geslopen.”

Oop-lobby

Alle geledingen zijn vertegenwoordigd in de mr: “Dat vinden we belangrijk. Toen de vorige oop’er uit de mr ging hebben we gelobbyd om weer een ondersteuner erin te krijgen en dat is gelukt met Karin Kerkhof.” Zij beaamt: “Je kijkt als oop’er soms vanuit een andere invalshoek tegen onderwerpen aan.” Idealiter zouden er ook leerlingen in de mr van ’t Genseler zitten, maar dat is gezien de populatie van een praktijkschool niet realistisch, zegt Ellen aan de Stegge. “Maar er is een leerlingenraad, en daar willen we als mr meer verbinding mee zoeken. Hen kunnen we natuurlijk wel zaken voorleggen en vragen. Bijvoorbeeld: hoe vind je de kleinere groepen, wij willen hen een grotere rol geven.”

’t Genseler (ongeveer 210 leerlingen) maakt deel uit van Openbare Scholengemeenschap Hengelo: vier scholen verzorgen er alle vormen van onderwijs voor leerlingen uit de regio, van vwo tot praktijkonderwijs. Vanuit de mr van ‘t Genseler zitten een ouder en een personeelslid in de gmr. Erik Drabbe: “Het linking pin-principe. Zo zie je hoe de besluitvorming vanuit de gmr doorsijpelt naar de afzonderlijke scholen.”

Ellen aan de Stegge: “We volgen scholing met de andere medezeggenschapsraden samen. Nieuwe mr-leden doen samen de basiscursus via de AOb, en mr-leden die al langer zitten volgen een verdiepende cursus. Dan zie je ook hoe de medezeggenschap er op de andere scholen voor staat. En ik vind: we doen het hier helemaal niet zo gek. Je leert ook van elkaar: wij gaan de aanpak van ons taakbeleid nu op verzoek doorsturen naar een van de andere scholen.”

Tips van de mr van ’t Genseler:

  • Zorg dat het personeel breed vertegenwoordigd is in de medezeggenschapsraad. Een oop’er heeft echt een andere blik dan een docent.
  • Als er geen leerlingen in de mr zitten, zoek dan verbinding met de leerlingenraad. Je kunt hen op sommige punten goed om advies en input vragen.
  • Zorg dat je als mr een vertegenwoordiger hebt in de gmr als linking pin.
  • Blijf het gezamenlijke perspectief zien. Dat perspectief is de leerling, die staat centraal.

Ook interessant voor jou