Steeds weer op de agenda: Achterstallig onderhoud en lege lokalen

Het buitenonderhoud van schoolgebouwen is sinds1 januari 2015 een verantwoordelijkheid van de scholen zelf, dus geen zaak meer van meer de gemeente. Als er achterstanden zijn, staan directie en medezeggenschapsraad voor lastige keuzes, zeker wanneer ook nog eens het leerlingenaantal daalt.

De gmr van onderwijsgroep Fier, in noordwest Friesland, is niet blij met de eigen verantwoordelijkheid voor onderhoud, zegt voorzitter Evert Visser. Achterstallig onderhoud staat steevast op de agenda, iedere gmr-vergadering. “We hebben ons als gmr duidelijk uitgesproken: we geven het geld liever aan de inhoud uit, dan aan een gebouw. We zijn er als onderwijsgroep niet voor om gebouwen te hebben, we willen goed onderwijs geven.”

De gebouwen van Fier zijn verspreid over vier gemeenten: Menameradiel, Het Bildt, Ferwerderadiel en Leeuwarderadeel. Een uitgesproken krimpregio. Mede op verzoek van de gmr is er een inventarisatie gemaakt: welke gebouwen zijn er, wat zijn de te verwachten kosten wat onderhoud betreft. “Minstens de helft van onze gebouwen is nogal ‘suterig’ zoals we dat hier noemen”, zegt Visser. Suterig? Dat blijkt een Friese uitdrukking voor ‘verwaarloosd’ en ‘smoezelig’. “Er is de afgelopen jaren ook door de gemeente weinig geïnvesteerd in het buitenonderhoud. Daar is ook geen zak met geld.” Visser somt de bedragen op: “We hebben op jaarbasis eigenlijk 7,5 ton nodig voor onderhoud. Er is maar 322.000 euro beschikbaar.” En er zijn nu eenmaal niet zoveel knoppen waar je aan kunt draaien, zegt hij. “De handen in de klas vormen 80 procent van de begroting. Als je al het geld aan onderhoud uit gaat geven, scheelt dat zo 15 medewerkers in de klas. Dat willen we niet.”

Leegstand

Een deel van de oplossing zit in het plan om uiteindelijk tot meer samenwerkingsscholen
te komen. Dat kost veel tijd, maar iedereen in noordwest Friesland is ervan doordrongen dat het openhouden van twee kleine schooltjes in een kleine kern geen toekomst heeft. Dat proces is in volle gang, Fier werkt daarbij nauw samen met de gemeente Leeuwarden en het christelijke CBO G2. Gebouwen die als gevolg van het samenwerkingsproces worden afgestoten, gaan terug naar de gemeente.
Maar in de tussentijd kampt Fier met veel leegstand. Van de oorspronkelijk 20 gebouwen zijn er nu nog 18 in gebruik. Dat gaat verder omlaag: het is de bedoeling dat de lessen in 2018 plaats vinden in nog maar 12 schoolgebouwen. Visser: “36 procent van onze huidige lokalen staat leeg. We hebben nu geadviseerd: sluit die lokalen ook daadwerkelijk af en zet de verwarming uit. Want als de deur nog open staat, dan worden ze steeds toch nog gebruikt.”

Handen in de klas

Er is wel geprobeerd om andere organisaties te interesseren voor de lege lokalen, maar dat lukt volgens Visser slecht. Overleg met de toezichthouders en gemeenteraden heeft evenmin extra geld opgeleverd. “We hebben als Fier een notitie onderwijskwaliteit geschreven en je kunt het geld maar een keer uitgeven. De kwaliteit van het onderwijs staat ook onder druk in de kleine kernen en we hebben duidelijk uitgesproken dat we meer handen in de klas belangrijker vinden dan de onderhoudstoestand van het gebouw.” Als gevolg daarvan zijn eigenlijk “sommige gebouwen onderwijsgroep Fier niet waardig”, erkent Visser. “Sommige lokalen komen niet op temperatuur bijvoorbeeld, of de verf bladdert. Als de cv echt uitvalt of er lekt iets, dan pak je dat natuurlijk aan. Maar er gebeurt te weinig en dat voelt heel vervelend. Het comfort voor leerkrachten en leerlingen komt onder druk te staan. En dan krijg je ook te maken met concurrentie: ouders kiezen liever voor een school die er beter uitziet.” Doordat het onderhoud niet op peil wordt gebracht ontstaat er een ‘sneeuwschuiver-effect’ zegt Visser: de achterstand hoopt zich op en onderhoud wordt uiteindelijk alleen maar kostbaarder. “We hebben bijvoorbeeld een oude cv. Die is niet duurzaam, verbruikt veel en is duur in onderhoud. Daar zou je natuurlijk graag een slag willen slaan: nieuwe cv-ketel, hoger rendement die zuiniger is in gebruik. Maar dat lukt dus niet.”

Overgangsregeling: nu of nooit

Nogal wat scholen voor primair en speciaal onderwijs zien zich geconfronteerd met extra kosten, omdat het buitenonderhoud van de gebouwen sinds 1 januari op hun bordje terecht is gekomen. Tot 2015 waren gemeenten daarvoor verantwoordelijk. Niet elke gemeente was financieel in staat om de buitenboel van alle schoolgebouwen goed op orde te houden. Besturen die de stand van zaken opmaken nu het hun eigen verantwoordelijkheid is, ontdekken soms dat er flinke extra kosten aan zitten te komen. En vaak zijn daar nog geen reserves voor opgebouwd. Op scholen waar dit speelt kan de mr het bestuur wijzen op de overgangsregeling die het ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschap in het leven heeft geroepen als tegemoetkoming. Er is eenmalig een extra bijdrage beschikbaar voor besturen die als gevolg van de overdracht van het onderhoud in de problemen komen. Dat geld moet het bestuur dit jaar en in 2016 inzetten om de achterstand in te halen. Aanvragen is nog mogelijk tot 1 april 2015.

De regeling maakt onderscheid tussen grote en minder grote besturen. Als de bekostiging voor ‘materiële instandhouding’ maximaal 750.000 euro per jaar bedraagt, krijgt het bestuur een extra bijdrage per leerling voor elk gebouw dat ouder is dan vijftien jaar. Dit geldt voor de zogeheten eenpitters en voor besturen met twee tot vijf scholen, heeft het ministerie berekend. Grotere besturen, met een huisvestingsbekostiging van meer dan 750.000 euro, kunnen volgens het ministerie hun risico’s beter spreiden. Daarom krijgen zij pas extra geld als 70 procent of meer van hun gebouwen ouder is dan veertig jaar. Voor de ‘kleine’ besturen is de peildatum van de gebouwen 1 januari 2000 en voor de grotere besturen gaat het om 1 januari 1975. De bijdrage per leerling is dit jaar 103 euro in het primair onderwijs, voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs gelden hogere bedragen. Voor de bouwdatum van de scholen geldt de informatie uit de Basisregistratie Adressen en Gebouwen van het Kadaster, te raadplegen op de website bagviewer.kadaster.nl . Klopt de informatie in de basisregistratie niet, dan kan het bestuur de aanvraag toch indienen, maar het moet dan wel zelf zorgen dat het kadaster de gegevens voor 1 januari 2016 corrigeert.