Teams voorop bij taakverdeling

Met het extra geld voor onderwijs in de nieuwe cao primair onderwijs krijgt het team ook meer verantwoordelijkheid. Taken, ondersteuning en de verdeling van groepen komen aan bod in een nieuw fenomeen: het werkverdelingsplan, waar het team de aanzet geeft en de personeelsgeleding in de mr instemmingsrecht op heeft.

De acties in het primair onderwijs waar heel Nederland iets van heeft gemerkt, hebben een betere cao opgeleverd. Naast hogere salarissen, die volgens de AOb en het PO-front vanaf 2019 nog verder moeten stijgen, krijgen de leraren in het basisonderwijs substantieel meer zeggenschap over hun werk. Er komen meer beslissingen bij het team te liggen, op soortgelijke wijze als eerder dit jaar is gebeurd bij de verdeling van tussentijdse gelden om de werkdruk te verlagen.Deze maatregelen en de hogere beloning in het cao-akkoord moeten het beroep aantrekkelijker maken, wat weer een bijdrage kan leveren aan de bestrijding van het lerarentekort. Het door ieder team voor te bereiden werkverdelingsplan krijgt acht onderdelen die allemaal verband houden met de relatie tussen beschikbare middelen en de inzet van personeel:

  • de verdeling van de te geven lessen/groepen over de leraren
  • de verhouding tussen lesgevende taken en overige taken
  • de tijd voor vóór- en nawerk
  • welke taken het team doet (binnen de gestelde kaders)
  • de tijd binnen en buiten de klas voor onderwijsondersteunend personeel
  • de pauzes
  • de aanwezigheid op school
  • de besteding van de werkdrukmiddelen

Die laatste kennen de meeste teams al, want vanaf maart heeft iedereen in het primair onderwijs zich kunnen buigen over de tussentijdse extra bijdrage aan de bestrijding van de hoog opgelopen werkdruk. Hoewel hier nog nauwelijks evaluaties van zijn, zien zowel vakbonden, werkgevers als ministerie de extra gesprekken in teams als een welkome verbetering.

Ruggespraak

Had het personeel eerder dan helemaal niets te vertellen over taken, verdeling van groepen, ondersteuning en dergelijke?
Natuurlijk wel, maar de resultaten waren afhankelijk van de kracht van de medezeggenschapsraad en de relatie met de overlegpartner namens het bevoegd gezag. De personeelsgeleding van de mr heeft immers een waaier aan instemmingsrechten over personeelskwesties en adviesrecht over financiële zaken. Om die rechten inhoud te geven moeten de mr-leden er wel wat mee doen, en de overlegpartner moet daar ruimte aan geven; liefst door al in een vroeg stadium met de mr te praten over voornemens en ideeën. Het is echter op veel scholen nog altijd gebruikelijk dat de mr pas aan zet komt als de leiding een voldragen voorstel op tafel legt. Als zo’n voorstel is ontwikkeld zonder voldoende ruggespraak met het team, begint de mr de discussie met een achterstand. Er is tijd nodig om na te gaan wat de achterban van het onderwerp vindt en alternatieve oplossingen te bedenken.
De komst van het werkverdelingsplan op basis van teamgesprekken kan op deze voor personeel belangrijke onderdelen de medezeggenschap versterken. Het team is immers actief betrokken bij de voorbereiding van het werkverdelingsplan, al hoeft het dat niet zelf te schrijven. De directie moet het samenstellen op basis van de ideeën en afspraken binnen het team. De pmr-leden hebben in het eerste stadium vanzelf contact gehad met de achterban en de mr-leden komen vervolgens met hun eigen bevoegdheden beslagen ten ijs aan de overlegtafel om al dan niet instemming te verlenen.

Individuele gevolgen

De teamgesprekken over het werkverdelingsplan beginnen dit najaar niet in het luchtledige. De gesprekspartner van het team, meestal de schoolleider, moet zorgen voor voldoende informatie over het bestuursformatieplan en het meerjarenformatiebeleid – documenten die eerder zijn besproken in de medezeggenschap. Deze stukken zijn uiteraard niet in beton gegoten, maar voor aanpassingen is de mr of de gmr aan zet en het effect daarvan is op zijn vroegst een jaar later te merken.
Elk team dat zich buigt over het eigen werkverdelingsplan zal keuzes moeten maken. Nadat het werkverdelingsplan de instemming van de personeelsgeleding in de mr heeft gekregen, is het tijd voor de uitwerking van de individuele gevolgen. Elke medewerker voert een gesprek met de werkgever om te bepalen hoe de afspraken uit het werkverdelingsplan individueel uitvallen in het schooljaar dat in augustus 2019 begint.
Het werkverdelingsgesprek is ook het moment waarop de leerkrachten afspraken kunnen maken over hun aantal lesuren wanneer dat meer dan 940 uur is (fulltime). De norm in de bekostiging blijft 930 van de 1659 uur bij een volledige aanstelling, het team kan kiezen voor 940 uur als uitgangspunt. Met wederzijds goedvinden is het mogelijk meer uren voor de klas te staan, of juist minder.
Het werkverdelingsbeleid is een verandering waardoor het overlegmodel en het basismodel voor taakbeleid kunnen vervallen, hebben bonden en werkgevers afgesproken. De AOb ziet deze afspraak enerzijds als een vooruitgang, omdat bij het overlegmodel sommige leerkrachten wel 1000 uur lesgaven zonder daar individueel invloed op te hebben. Anderzijds blijft de bond strijden voor een verlaging van de norm, wat mogelijk is als de regering geld beschikbaar blijft stellen voor een eerlijker beloning in het onderwijs. Bij de volgende cao, in 2019, kan de werkdruk dan verder worden aangepakt.

Verschenen in infomr 3/2018