Vers bloed toch verplicht, wat nu?

Mag een bestuur de zittingstermijn van mr-leden beperken door een bepaling daarover op te nemen in het mr-reglement? Ja, zegt de hoogste rechter op dit gebied, de Ondernemingskamer en daarmee is een eerdere uitspraak van de geschillencommissie van tafel. Wat betekent dit voor regels over vers bloed in de mr?

De uitspraak werd net na het drukken van het vorige nummer van InfoMR gedaan in het hoger beroep dat het bestuur van het Vechtdalcollege had aangespannen. In eerdere instantie had de medezeggenschapsraad juist gelijk gekregen. Het geschil ontstond doordat het bestuur van de overkoepelende Landstedegroep de mr-reglementen van alle aangesloten scholen gelijk wilde trekken. Het Vechtdalcollege was in 2013 onder dit bestuur gekomen, maar bleek nu een afwijkend mr-reglement te hebben. Het cvb wilde de zittingsperiode van een mr-lid vaststellen op vier jaar, met daarbij de bepaling dat een mr-lid maximaal één keer herkozen mag worden. Het oude reglement ging uit van drie jaar en tweemaal herkiesbaarheid. Het meningsverschil bleek niet uit te praten en dus kwam er een procedure.
Advocaat André Joosten vertegenwoordigde de mr. Hij is verbaasd over de uitspraak, zegt hij: “In een reglement moet je niet het passief kiesrecht van personeelsleden willen beperken.” De achtergrond van het bestuursvoorstel snapt hij wel: “Een raad van bestuur zit voor een periode van twee keer vier jaar. Daar willen ze bij aansluiten. En het zou ook goed zijn voor de doorstroming in een mr.”

Countervailing power

Maar de zittingstermijn van mr-leden beperken is tegelijkertijd slecht voor de professionaliteit, betoogt hij. “Voor je van de hoed en de rand weet bij ingewikkelde onderwerpen, voor je het echt snapt en inhoudelijk tegenwicht kan bieden aan een bestuurder, dat kost veel tijd.” In de Tweede Kamer bestaat ook geen beperking van de zittingstermijn, betoogt hij. “Ervaring is belangrijk om serieuze tegenspraak te kunnen bieden. Je moet als mr een countervailing power zijn, dat wil de wetgever toch?” Door de zittingstermijn in te perken, vernietig je kennis, stelt Joosten. Uiteraard begrijpt hij de tegenargumenten ook: “Natuurlijk is doorstroming ook van belang, er is af en toe ook vers bloed nodig in een mr. Er valt voor beide standpunten wat te zeggen. Het hangt bij alles van de personen af waar het om gaat.” De mr-leden van het Vechtdalcollege willen op dit moment niet reageren op de ontstane situatie. Ze bespreken de beslissing in hoger beroep met hun bestuurder.

Gevoelige rechten

Marcel Koning, beleidsmedewerker medezeggenschap bij de Algemene Onderwijsbond, betreurt de uitspraak van de Ondernemingskamer. Na bestudering van de beschikking zegt hij: “De Ondernemingskamer baseert het oordeel met name op de bedoelingen van de wetgever bij de invoering van een oude voorloper van de Wms, de eerste editie van de WMO. Die bedoelingen waren toen nog begrijpelijk, want wetgeving waarin personeel en ouders in het onderwijs medezeggenschapsrechten kregen, lag indertijd heel gevoelig. Maar sindsdien is de aansturing van scholen in het funderend onderwijs ingrijpend veranderd en geven de Kamer en het ministerie de medezeggenschap veel meer gewicht. Goed georganiseerde tegenspraak is van groot belang en levert een bijdrage aan het intern toezicht, is nu de opinie.” Hij wijst erop dat in de tijd waar de rechter nu op teruggrijpt, er nog niet eens sprake was van cao’s in het po en vo. Betekent deze uitspraak nu dat elke mr voortaan een voorstel van het bestuur moet accepteren waarbij de aaneengesloten zittingstermijnen worden beperkt? Nee, zegt advocaat Joosten. Zo’n inperking is weliswaar wettelijk toegestaan blijkt uit deze uitspraak, maar een mr hoeft niet meteen met zo’n voorstel in te stemmen. Het medezeggenschapsreglement wordt volgens de wet vastgesteld door het bestuur, maar de mr heeft instemmingsrecht. Joosten adviseert: “Als het zich aandient, ga er dan over in gesprek met je bestuur. probeer hen te overtuigen met argumenten. Je moet het met praten verdienen.”En als dat niet lukt? “In het uiterste geval moet een geschillencommissie de argumenten dan weer tegen elkaar afwegen. Dan moet de mr duidelijk aan kunnen geven waarom het voorstel van het bestuur onredelijk is.”