Gmr aan zet bij passend onderwijs

De ondersteuningsplanraad was een interessant idee, maar blijkt in de praktijk een mislukking. Ook experts zien geen verdere toekomst voor de opr. Voor medezeggenschap rond passend onderwijs is de beurt nu aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraden. Zij kunnen meteen beginnen.

Aanwijzingen dat niet alles lekker loopt met passend onderwijs zijn er volop. De Inspectie van het Onderwijs, de Algemene Rekenkamer en het project Versterking Medezeggenschap signaleerden al dat het geld te weinig terechtkomt bij de scholen, dat ondersteuningsplanraden onvoldoende functioneren en dat er weinig zicht is op verbetering. Daarnaast gaat sinds 2016 een derde van de zaken bij stichting Onderwijsgeschillen over passend onderwijs, wat niet wijst op een soepele uitvoering.
Kwetsbare kinderen kunnen de dupe zijn van deze situatie. Daarom adviseert de AOb niet langer af te wachten of de toestand alsnog verbetert. In plaats daarvan moeten schoolbesturen en gmr-leden de handen ineenslaan zodat de medezeggenschap rond passend onderwijs alsnog inhoud krijgt. Goede medezeggenschap leidt tot inzicht over behoeften en geldstromen. Dat inzicht maakt betere beslissingen mogelijk over de besteding van de ongeveer 2,5 miljard die jaarlijks naar passend onderwijs gaat. Dat dit niet aan de 152 regionale samenwerkingsverbanden overgelaten kan worden, blijkt alleen al uit het oppotten van inmiddels 238 miljoen euro in spaarpotjes zonder aanwijsbaar doel.

Verdeelmodellen

Het is te eenvoudig om alleen naar de samenwerkingsverbanden te wijzen. Hun bestuur werkt in opdracht van de scholen, hun ondersteuningsplanraad is meestal samengesteld uit medezeggenschappers met ervaring. Het ondersteuningsplan beschrijft de begeleiding die iedere reguliere school biedt, welke kinderen naar het speciaal onderwijs gaan, en de verdeling van het geld voor extra ondersteuning over de scholen. Er bestaan drie modellen om het geld te verdelen over de scholen. Het expertisemodel werkt met inhoudelijke criteria, zodat scholen met specifieke deskundigheid meer geld ontvangen. Het schoolmodel verdeelt de budgetten op basis van leerlingaantallen. Het leerlingmodel, dat in de praktijk weinig voorkomt, werkt met arrangementen op basis van maatwerk.

In alle gevallen begint het echte werk van passend onderwijs pas na de verdeling, en op dat moment heeft de ondersteuningsplanraad niets meer te zeggen. Dat is als uitgangspunt heel verdedigbaar, want waarom zou de opr van het samenwerkingsverband medezeggenschap hebben op schoolniveau? De praktijk wijst echter uit dat samenwerkingsverbanden en scholen te weinig concrete afspraken maken over de invulling van passend onderwijs. Daardoor blijft een deel van het geld liggen: de scholen weten niet zeker wat ze ermee kunnen doen, en zo raakt de reservepot vanzelf gevuld.

Zoals vaak begint de verbetering van deze situatie bij het vragen om informatie. Daar heeft de gmr recht op, want de middelen voor passend onderwijs komen bij het bestuur terecht, dat er vervolgens beslissingen over neemt. Het schoolbestuur zit ook aan tafel bij de beslissingen binnen het samenwerkingsverband. Hoewel de ondersteuningsplanraad voorlopig nog de wettelijke medezeggenschap heeft over het ondersteuningsplan, is het wenselijk dat elke gmr zich informeert en het schoolbestuur adviseert, wat de betrokkenheid bij passend onderwijs kan verbeteren.

Rechten en afspraken

Er zijn nog meer handvatten voor gmr-leden die het belang van goed passend onderwijs op zich willen nemen. Denk aan beslissingen over de invoering van nieuwe functies binnen de scholen, of het nascholingsbeleid rond passend onderwijs. Uiteraard gaat het ook om geld: een bestuur kan een deel van het budget centraal besteden, iets waar de gmr adviesrecht over heeft. De verdeling tussen de scholen van een bestuur is eveneens een zaak voor gmr-advies.

Net als onderdelen van het onderwijskundig beleid, de kwaliteitszorg en het personeelsbeleid kan de uitvoering van passend onderwijs een zaak zijn waarvoor op bestuursniveau uitgangspunten worden vastgesteld. In dat geval heeft de gmr instemmingsrecht op die centrale afspraken, waarbij het belangrijk is erop te letten dat de afzonderlijke scholen voldoende vrijheid houden. Datzelfde speelt bij het schoolondersteuningsprofiel: dat is in principe een kwestie van de school en de eigen mr, maar als er bovenschoolse kaders zijn die voor de meerderheid van de scholen gelden, vallen zulke kaders onder het adviesrecht van de gmr.

Kijk niet alleen naar de letter van de Wet medezeggenschap op scholen, adviseren de AOb en andere onderwijsorganisaties. De wet is een minimumregeling en het is mogelijk de gmr extra bevoegdheden te geven via het medezeggenschapsreglement. Denk bijvoorbeeld aan vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de voorzieningen voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven. Dat is heel verdedigbaar gezien het bestaande instemmingsrecht op het schoolplan. Zo’n afspraak over een extra bevoegdheid geldt maximaal twee jaar en kan worden verlengd.

Vragen, vragen, vragen

Voor gmr-leden die het passend onderwijs onder hun hoede willen nemen heeft project Versterking Medezeggenschap een handreiking. Deze bevat tal van vragen om het gesprek op gang te brengen, zoals:

  • Wat is er afgesproken in en met de opr?
  • Wat betekenen die afspraken voor de gmr?
  • Wat zijn de beleidsmatige en financiële kaders?
  • Wat hebben we de afgelopen jaren gedaan, en waarom?
  • Hoe beviel dat? Wat kan of moet er beter?
  • Is helder wat er van een school/personeel verwacht wordt?
  • Zijn deze verwachtingen realistisch?
  • Is er een beleidsrijke begroting over passend onderwijs?
  • Hoe legt het schoolbestuur verantwoording af over de inzet van middelen die uit het samenwerkingsverband?
  • Hoe verantwoordt het samenwerkingsverband zich aan het schoolbestuur?

De volledige handreiking is via infowms.nl te vinden.